русские сказки на Нидерланском. мнения? De Standaard/De Standaard der Lettere…

русские сказки на Нидерланском. мнения?

De Standaard/De Standaard der Letteren - 29 Jul. 2016

De Russen namen hun kinderen ernstig. Zelfs als het om aftelrijmpjes ging. Robbert-Jan Henkes verzamelde en vertaalde de allerbeste Russische kinderpoëzie in Bij mij op de maan. Alexandra De Vos
Ik ben een kind van de jaren 70 en ik spreek geen Russisch. Toch is het aandeel van de Russen in mijn opvoeding aanzienlijk geweest. Het was Koude Oorlog en het IJzeren Gordijn hing er nog, maar de toenmalige BRT liet dat niet aan haar hart komen.

Door kieren en gaten in de tv-programmatie slopen ze binnen, de jeugdproducties van de Sovjets. Prinsen en prinsessen die elkaar noodlottig werden, ridders galopperend door berkenbossen, de kleine zeemeermin die als Russin - Rusalka heette ze - nog tragischer ten onder ging.

Vergeleken bij de Amerikaanse jeugdfilms met hun tandpastaglimlach was die Russische export een klasse apart. Je reinste kunst, eigenlijk. Zo fijn van sfeer, zo literair bevlogen, zoveel waarachtiger ook - want er was plaats voor verdriet. Maar schoonheid en speelsheid waren altijd inbegrepen, ook als de film zich afspeelde in een huurkazerne in eigentijds Moskou. Ook als hij inzoomde op het dochtertje van een gescheiden moeder dat doelloos door de straten zwierf. Altijd was er poëzie - de poëzie van het alledaagse, in een stilleven op een keukentafel, een terloopse zin, een aai over de rug van de huiskat. Of de poëzie van mythen en sprookjes, hoofs en los van tijd en politiek, als in een droom.
De Russen namen hun kinderen serieus, dat was duidelijk. Ze werden niet afgescheept met tweederangs producten of commerciële fluff. En dat was ook zo in de jeugdliteratuur, al een handvol eeuwen lang zelfs: lees er Bij mij op de maan maar op na, een verzameling klassieke Russische kindergedichten is dat, gezwind vertaald door Robbert-Jan Henkes. Hier vind je alles door elkaar, als in een grabbelton: wiegeliedjes, aftelrijmpjes, fabels en sprookjes, modernisme en proletarische propaganda, van de zeventiende eeuw tot ver in de twintigste. Veel grote namen ook, zelfs de allergrootste. 'Een grote literatuur voor kleintjes', zoals de twintigste-eeuwse dichter Marsjak stelde. En ook: 'Een kind wil het hele leven zien in elk verhaal, het is niet op zoek naar vermaak maar naar kennis.' Slijmjurk
Dat laatste gaat alvast op voor de peetvader van de Russische jeugdliteratuur, Ivan 'vadertje' Krylov. Voor hij zich op middelbare leeftijd overgaf aan vraatzucht en luiheid (een levensechte Oblomov, die Krylov) schreef hij een tweehonderdtal fabels. Eigen kweek, maar ook bij La Fontaine haalde hij inspiratie. Het moet gezegd: Krylovs versies zijn smakelijker en vermakelijker, niet droogweg moralistisch maar ook een beetje stout en meesmuilend met des mensens dommigheid. Zo snoept de vos in de fabel 'van de kraai en de vos' de kraai al flemend een stuk kaas af ('Je snavel, pienter pookje! Je bent gewoon een sprookje!') en klinkt de moraal oneerbiedig: 'vertrouw een slijmjurk nooit! Maar heeft waarschuwen wel zin? Men tuint er om de haverklap weer in'.
Krylov haalde zijn donkere humor en gevoel voor satire bij de folklore. In de oudste volksrijmpjes komt nogal wat horror voor. Zelfs in de slaapliedjes duikt een Boze Wolf op die kindjes die naar het randje van hun bed durven rollen kidnapt 'naar het grote verre bos/ zet zijn tanden in je zij/ beentjes bungelen allebei'. Van de geit van oma blijven na een ontmoeting met grijsbaard ook alleen 'twee hoorntjes en een poot' over. Een haasje dat op reis gaat wordt zo maar 'Pief! Paf!' overhoop geschoten door een jager. ('Helaas, helaas! Dood is onze hazebaas'). We zeiden het al: verdriet hoort bij het leven en daar werden de kleine Russen alvast op voorbereid.

Een van die kleine Russen was Aleksandr Poesjkin. Zijn ouders mochten dan - à la mode - Frans spreken, het kindermeisje lepelde hem de aloude Russische volkscultuur in. De schrijver van Eugen Onegin was een alleskunner, hij schreef zijn sprookjes niet per se voor kinderen, maar die gingen er wel mee aan de haal. Hele generaties Russen kunnen ze uit het hoofd opzeggen, de melodieuze verzen van 'Tsaar Sultaan' ('op de troon in vol ornaat, maar verdrietig van gelaat') en 'Het sprookje van de dode tsarenprinses en van de zeven heldenridders'. In hun weemoedige toonzetting en hun ritmische bevlogenheid zijn ze zo Russisch als een rijtje matroesjkapoppen. Niemand die erom maalt dat de dode tsarenprinses eigenlijk Sneeuwwitje is. Zeven heldenridders, 'rijk besnord en
rood geblost', hebben toch ook meer allure dan zeven dwergen?

ADHD
Een ander hoogtepunt in de verzameling is 'Paardje-bochelaartje'. De klassieke figuur van de domme Hans heet hier Ivan de Dwaas.
Hij krijgt bij zijn intrede in de wereld hulp van een gebocheld paardje, 'drie turven groot (of klein)'. Het sprookje ademt de geest (en al de rest) van Poesjkin, zodat het auteurschap van de achttienjarige student Pjotr Jersjov met een korrel zout moet worden genomen.
Als Poesjkin Gogol de opzet van de roman Dode zielen cadeau kon doen, dan kon hij heel goed een bochelaartje afstaan aan een jonge fan.

Voor een volgend hoogtepunt moeten we naar de vroege twintigste eeuw, waar Sasha Tsjorny een frisse steppewind laat waaien door het kinderdichterlandschap. In 'Wie?' roept hij de muis uit tot dapperste dier op aarde. In 'Ieder zijn meug' laat hij de dieren de mens uitlachen ('Hun vacht is maar een enkel haartje/ en achterop geeneens een staartje...'), en een ritje me de trein klinkt bij hem volstrekt avontuurlijk. Met zijn huppelende versjes overklast hij grote namen als Anna Achmatova ('De kinderkamer') en Aleksandr Blok, die verdienstelijke pogingen deden om kindergedichten te schrijven, maar nooit de blik van de volwassene loslaten.
Neen, geef ons dan maar de écht modernen, de dichters die zich lieten leiden door de anarchistische tijdgeest van de jaren 20. Die de twinkellichtjes van het circus en het kijk-eens-wat-ik-durf van het cabaret in hun versjes verwerkten. Kornej Tsjoekovski laat in 'De krokodil' alle dieren uit de zoo vrij. Hij noemt zijn epos 'een sprookje uit de oude doos', maar geen negentiende-eeuwer zou zo'n heerlijke onzin kunnen voortbrengen. Hetzelfde kan je zeggen van Daniil Charms - zijn versjes zijn vér van de klassieke dichtkunst afgedwaald, en lijken zo uit de kindermond te komen. Een ADHD-kindermond die uit puur enthousiasme over de woorden struikelt.
Hij is ook niet te beroerd om wat satire in zijn werk te smokkelen, zoals hij, in een verplichte lofzang op een sovjetarbeidersheld ('De wonderbaarlijke timmerman'), het gedicht maar besluit met 'En zo verder en zo verder...'.

Knieval
Helaas waren anderen niet zo moedig. De sovjetpropaganda over dappere pioniertjes en kan af en toe charmeren maar meestal is ze saai ('meester-stukmaker' van Samoeil Marsjak - geeuw). En af en toe gaat ze helemaal over de rooie, zoals in Vladimir Majakovski's
'Sprookje van Petja de dikzak en Sima die dun was'. Daarin wordt het burgerzoontje Petja beladen met de zonden van de wereld en afgemaakt op je reinste pestkopmanier ('Wat heeft hij een vieze waffel/ hij lijkt precies een bak vol afval'). Intriest is het, deze knieval voor het regime. Tsjoekovski vatte het mooi samen toen hij van dergelijke dichters zei: 'Nooit eerder in de geschiedenis hebben kinderen zulke beschimmelde, rotte troep moeten eten als wat ze nu krijgen voorgeschoteld'.
Maar je moet het ze bijna vergeven als je ziet wat er van de anderen geworden is. Bijna geen enkele vrijgevochten twintigste-eeuwse dichter in deze bloemlezing overleefde het Stalinregime. Alleen Tsjoekovski en Marsjak, de persoonlijke favorieten van Stalin, kregen gratie. Tsjoekovski kon zeggen: 'De kinderen hebben ons gered'. Maar de rest? Sergej Jesenin en Marina Tsvetajeva pleegden zelfmoord, Wolf Erlich werd geëxecuteerd, Charms stierf in een psychiatrische gevangenis. Aleksandr Vvedenski stierf op transport naar Kazan en Osip Mandelstam overleefde de goelag niet.
Veel grote namen schreven voor kinderen omdat dat veiliger leek, omdat kinderland het enige land was dat vrijheid bood. Ze vergisten zich. Het leven in de Sovjet-Unie was verdrietig en zat vol horror, als in de oude volksrijmpjes. En zo was de cirkel rond. De boze wolf of een woord van Stalin, het sprookje van de Russische dichter kent geen happy end. 'Pief! Paf! Helaas, helaas, dood is onze hazebaas.'

ROBBERT-JAN HENKES (vert.)
Bij mij op de maan. Russische kindergedichten.
Van Oorschot, 575 blz., 29,99 € (hardcover 44,99 €).
De auteur: Nederlands vertaler, die vaak samenwerkt met Erik Bindervoet. O.a. Shakespeare en Joyce staan op hun palmares.
Het boek: een bundel vertaalde Russische kindergedichten vanaf de zeventiende eeuw.
ONS OORDEEL: zwierig en muzikaal, en dat allemaal op rijm. Je merkt nauwelijks dat je vertaalde gedichten leest. Het nawoord is leerrijk en entertainend.
Alexandra De Vos